
Lotus Li
Andere roots hebben in Vlaanderen heeft mij als kind snel van m’n onschuld beroofd. Iemand zei laatst: ‘Soms vergeet ik zelf ’n beetje dat ik ergens anders vandaan kom, totdat iemand me weer ’n complimentje geeft over mijn Nederlands ’. De buitenwereld lijkt mijn verschillen soms belangrijker te vinden dan ikzelf.
Als een geadopteerd meisje die opgroeide bij een witte mama, had ik niet zo’n besef dat ik er anders uit zag dan alle anderen. Die context hoeft er eigenlijk niet bij: als kind die opgroeit heb je niet zo’n besef van je kleur. En wat je al zeker niet verwacht is dat anderen dat gaan opmerken én ook duidelijk laten zien dat ze het hebben opgemerkt. Zoals door het oranje fietsen als kind en achter je horen roepen of Japanners misschien kleurenblind zijn met hun spleetogen. Of in het toeristisch Brugge, waar ik opgroeide, keer op keer in het Engels aangesproken worden. Of naar het zwembad gaan met de klas en kinderen van andere klassen die meteen spleetogen trekken of namasté-buigingen maken.
Het waren dingen die mij diep raakten, maar mijn witte vriendinnen in de verste verte niet begrepen. ‘Die jongens waren toch maar vriendelijk aan het lachen? Ze zeiden toch niets gemeen?’ Het gaat zelfs niet om wat er precies gezegd wordt. Het gaat om het telkens opnieuw op mijn anders-zijn gewezen worden, terwijl ik in mijn kinderlijke onschuld amper besefte dat die zichtbaar was. Tot ik daar keer op keer door de buitenwereld aan herinnerd word. Tot op de dag van vandaag schrik ik dat mensen me zo zien.
