Renate Van Geel

Ik ben Renate, ik ben 37 jaar. Ik ben geboren in Zuid-Korea in 1984 en naar België geadopteerd toen ik 4 maanden was. Ik ben er opgegroeid met een zus die ook geadopteerd is uit Zuid-Korea. Ik ben getrouwd en heb twee kinderen: een jongen van vier en een meisje van acht. Ik heb psychologie gestudeerd en sociaal-culturele antropologie. Ik heb 11 jaar gewerkt binnen de jeugdzorg, maar ik ben recent overgestapt naar coaching en begeleiding in het algemeen, maar met focus op adoptie, pleegzorg, identiteit, afstamming, migratie en meer. 
 
Ik en mijn zus hebben altijd een hechte band gehad. Ze is een jaar jonger, en ik heb altijd wat de zorgende rol opgenomen omwille van de situatie thuis. De laatste jaren is er wat meer ruimte gekomen tussen ons nu we niet meer thuis wonen, maar ondanks dat we beide helemaal anders in ons adoptieverhaal staan, volgt ze mij en is ze ook fier op mij.
 
Ik ben 37 jaar, en ben pas op mijn 36e beginnen kijken naar mijn adoptie. Ik heb heel mijn leven niet gevoeld, niet willen voelen dat ik geadopteerd was. Daar was thuis ook geen ruimte voor. Dat uitte zich wel in angst of depressieve klachten maar dat werd onderdrukt. Ik had veel vrienden, had altijd goed gestudeerd, had veel hobbies, ik was het uithangbord voor adoptie. Maar om dat te kunnen zijn, zie ik nu, was er altijd een stuk van mij die er niet mocht zijn. Het stuk dat gezien werd was oké, ik heb mij ook vaak goed gevoeld, maar er was ook een keerzijde: een schaduwkant van verlies, verdriet, rouw en angst. En die heeft nu wel meer ruimte bij mij. Ik heb mij altijd erg aangepast, mijn best gedaan om wit te zijn. Ik weet nog dat ik op mijn 15e vroeg aan mijn vriendinnen vroeg: ‘oh, zien jullie aan mij dat ik niet uit België kom?’. Toen ze uiteraard ‘ja’ antwoordden, was ik er dagen van in shock omdat ik dat zelfs niet in de spiegel zag of wou zien. Ik was volledig geassimileerd met mijn omgeving en gedissocieerd van mezelf. 

Het moment dat er iets door mijn hoofd flits van: ‘op wie zou ik lijken?’, ‘zou mijn moeder nog aan mij denken?’, dan stop je dat weg. Omdat ik niet ondankbaar wou zijn, daar werd bij ons op gehamerd. Ik heb vroeger zelf nog gezegd: ‘doe dat, adopteren, de kinderen zullen super dankbaar zijn!’. Daar ben ik nu wel van teruggekomen. Onder andere omdat mijn adoptieouders vroeg zijn overleden: mijn moeder drie jaar geleden en mijn vader nog eerder, en daardoor had ik toen meer ruimte om te voelen wat adoptie voor mij is. 
Ook toen ik zelf voor het eerst zwanger was, negen jaar geleden, had ik ook ineens veel erfelijkheidsvragen. Je moet constant je medische gegevens opschrijven en je hebt daar gewoon geen antwoord op. Er is mij altijd gezegd geweest dat ik geen dossier had. Ik vroeg het toen nog eens aan mijn mama, en ook al kwam nog steeds hetzelfde antwoord, geloofde ik het toen niet. ik heb de hele zolder afgezocht en het dossier gevonden. Ik heb toen de organisatie gemaild en ze hebben mijn familie redelijk vlot gevonden. Ik ben toen heel boos geweest en jaren geen contact gehad. Het eerste wat ik ook aan mijn moeder gezegd heb is ‘ik kan je nooit komen bezoeken want dat zou zo erg zijn voor mijn adoptiemoeder’.

Mijn ouders hebben altijd geprobeerd contact te maken maar ik heb dat altijd proberen afhouden. 
Twee jaar geleden ben ik in therapie gegaan rond de binding met mijn eigen zoontje omdat dat moeilijk liep. En toen, na maanden, begon de therapeut te vragen of er iets was gebeurd voor ik in België was, en mijn eerste reactie was ook dat dat er helemaal niets mee te maken had. Maar toen is die bal wel aan het rollen gegaan. 
Ik heb toen ook een DNA-test laten doen en toen is het deksel van de presspot gegaan en is mijn proces echt begonnen. Het is pas een jaar geleden dat ik voor het eerst Koreaans heb gegeten. Ik wou dat nooit en toen ik met mijn witte vriendinnen in sushi gingen gaan eten, vroeger altijd één iemand naar bestek en dat was ik. 
 
Ik weet niet of mij ‘goed voelen’ nu van toepassing is. Ik denk wel vaak: het leven was veel makkelijker toen ik mij nog niet geadopteerd voelde. Maar ik voel mij veel echter nu, meer mijzelf. Dat is een ongelofelijk cadeau. Het heeft erg veel pijn, tranen en verdriet gekost, maar het rauwste is er misschien wel vanaf. Maar er gebeuren vaan dingen die mij triggeren of raken in je kwetsbaarheden waardoor dat er regelmatig iets opspeelt. Dat gebeurt door wat ik hoor van andere geadopteerden, bij mijn eigen kinderen, de meningen in het adoptiedebat, dat triggert altijd.
Ik kan daar nu kalmer mee omgaan dan een jaar geleden, maar het is wel iets dat je meedraagt voor altijd. Wil dat zeggen dat dat altijd dramatisch moet blijven? Helemaal niet. Maar het is een stuk van jezelf. En als ik fier wil zijn op mezelf, dan hoort dat deel erbij. 
 
Maar ook door mijn kinderen die er veel complex-lozer mee omgaan. 
Mijn zoon kan gewoon zeggen: ‘wij zijn half-Koreaans, wij zijn Aziatisch’. Wat voor mij 37 jaar moeilijk is geweest, is er voor hen ‘gewoon’. Het is geen vraag. En ze zijn er fier op. Nu ben ik daar ook fier op en daarbij hoort ook deels dat je je erover uitspreekt. Want het kunnen zijn wie je bent is erg actueel maar zeker niet evident. Net als zovele andere ben ik opgegroeid met opmerkingen, mopjes, uitgescholden worden. Een heel scala van ‘haha, slechte mop’, tot diep kwetsende beledigingen. Er werd vroeger altijd gezegd dat je daarboven moest staan, dat je dat moet negeren, dus dat geloofde en probeerde ik ook. Maar ik merkte dat ik dat bij mijn kinderen ook begon te doen. Mijn dochter was pas 4 jaar toen ze thuis kwam en mij vroeg waarom kindjes met haar ogen en neus lachten. In eerste instantie zei ik: ‘ze zijn dom, ze weten niet beter, laat het maar.’ De laatste keer dat het echt erg was bij mij was in de supermarkt toen iemand zonder reden zei ‘het is niet moeilijk, het is weer een vreemde’, terwijl mijn dochter erbij was. En toen had ik wel echt het gevoel dat ik echt iets moest zeggen dat dat niet kan. Want ik wil mijn dochter niet laten zien dat dit oké is dat mensen dat zomaar kunnen zeggen. Dus voor mijn kinderen ben ik daar wel dapperder in geworden. Ook wanneer de voorbeelden minder extreem zijn, probeer ik mensen erop aan te spreken. Ik vertel ze ook dat als mensen met hen lachen dat ze mogen aangeven dat ze het niet leuk vinden. Je mag er boos over zijn, je mag er over huilen. Want dat kwetst je. 

Ik weet dat dat moeilijk uit te leggen is aan anderen, maar eergisteren vroeg mijn zoontje nog: ‘mama, wij zijn Aziatisch hé? Ben ik dan lelijk?’. Dan zie ik dat dat echt nog niet veel veranderd is tegenover 36 jaar geleden. Dat hij blijkbaar nog steeds zo’n dingen moet opvangen dat hij dat uitspreekt en de moeite vindt om te vragen. Dat vind ik super erg. Ik denk dat het stukken erger is om een zwart of Moslim te zijn, maar je ziet ook dat waar Aziaten mee geassocieerd worden, niet minder stereotiep zijn. Ik wil niet dat mijn kinderen opgroeien met het idee dat ze er raar of lelijk uitzien omdat ze niet blauwe ogen hebben of blond zijn. Er zijn al te veel mensen zo opgegroeid. 

Dus zo’n voorvallen hebben mij wel geraakt en mij hier actiever mee laten omgaan. We wonen in een dorp, dus er zijn geen spiegels voor hen. Ik probeer daarom wel met andere Koreanen met kinderen af te spreken. Ik hoop dat ze daarin meer in verbinding met zichzelf, meer compleet, zullen opgroeien dan dat ik daarin kon zijn. Je kunt niet vermijden dat anderen hen nog dingen zullen naroepen, maar wel dat ze zich niet te hoeven schuilhouden, dat ze zich niet perfect hoeven gedragen in een openbare ruimte uit angst dat er dan opmerkingen komen.

Ik ben blij dat er vandaag aandacht is voor anders-zijn, op welke manier dan ook. Toch vind ik het teleurstellend dat dezelfde opmerkingen steeds maar terugkomen. Dat is nooit relatief voor de mensen die ze zelf krijgen. Dat heeft meer impact dan anderen zich ooit zouden kunnen voorstellen.

In april 2021 ben ik voor het eerst naar Zuid-Korea gegaan en heb ik mijn familie ontmoet. Ondertussen rolt dat verder. Ik ben nu dus nog in een heel actief stuk van mijn verkenningsproces. De cultuur ontdekken, eten, films, K-drama… K-pop vind ik echt niet zo goed, sorry voor het fan leger (lacht). Mij Aziatisch voelen is dus nog recenter dan het geadopteerd voelen. Bijvoorbeeld door je familie te ontmoeten en te ontdekken dat je dingen gemeen hebt, wat het stukje Korea is in mij. 
 
Het afwezig zijn van mijn Aziatisch zijn is opvallend. Ik zou dat deel van mezelf vergeten zijn moesten anderen mij daar niet altijd aan herinnerd hebben. Door mij in het Engels aan te spreken, opmerkingen te maken… Het had ook te maken met schaamte tot bijna afkeer. Ik wilde daar zo ver mogelijk van uit de buurt blijven. Als Korea tegen België moest voetballen, hoopte ik heel hard dat Korea zou verliezen. Er werd mij ook altijd gevraagd wie ik wou dat zou winnen. Dus ik had ook het gevoel dat moest ik Korea willen antwoorden, dat dat een optie was. Het is gek hoe afgesplitst je kunt zijn van je afkomst. Dat heeft ook te maken met de verlatingsangst van geadopteerden. Je wil loyaal zijn. Je wil geaccepteerd zijn en gaat dan ook niet zeggen dat je je land mist.
 
Ik identificeerde mij initieel totaal niet met Untold Asian Stories. Maar vaak schiet zo’n proces ook wortel door iets op te vangen van anderen. Ik denk dat verhalen van anderen heel betekenisvol kunnen zijn. Ook als je daar op het moment zelf niet voor open staat. Je leest dat en je zegt meteen ‘nee, voor mij is dat volledig verschillend’, maar het plant toch een zaadje en dan denk je later bij jezelf: ‘als ik echt eerlijk bent met mezelf, dan voel ik dat eigenlijk ook’.